Als kind was ik nogal lenig en sportief. Van gym ging ik al snel door naar turnen en ik deed met enig gemak waarvoor ik getraind had. Nu is het vast geen verrassing als ik vertel dat ik niet meer regelmatig op mijn kop hang, een salto spring of mijzelf om een rekstok slinger. In mijn gedachte doe ik dat wel even. Hoewel, een beetje twijfel heb ik wel. Ik ben een stuk groter, minder getraind (goh) en dus ook niet zo soepel meer.
Maar wanneer mijn zus en ik met de kinderen in de speeltuin zijn, begint het toch te kriebelen. Mijn zus haar kinderen zijn al wat ouder en mijn zus is dus een “getrainde” moeder. Zij slingert zich dan ook hop, zo op dat duikelrek. Om er vervolgens met souplesse omheen te draaien.
Zou ik dat ook nog kunnen? Ik heb er een hard hoofd in. Aangemoedigd door mijn zus pak ik het duikelrek met twee handen beet om mij er met net zoveel souplesse omheen te slingeren. Pakt toch net iets anders uit dan gehoopt. Mijn armen zijn te slap, mijn lijf te houterig en na vier keer wild spartelen met mijn benen, houd ik het voor gezien. Ik heb de souplesse van een plank. Mijn zus komt niet meer bij van het lachen en ook de kinderen vinden het hilarisch. Saar snapt er niks van en Eva vraagt: ‘Mama, jij verdrietig?’, want de tranen rollen over mijn wangen van het lachen.
Maar poeh hé van soepel en elegant naar log en onbenullig. Vroeger leek het zo gemakkelijk. Een salto hoef ik niet meer te maken, maar ik zal mijn lichaam nog wel succesvol om dat duikelrek heen slingeren.
Ik ga gewoon wat vaker buiten spelen!
Laat een reactie achter